De onderduikjaren van mijn vader en het leven daarna
Beschrijving van het boek
Ik zit te lezen en hoor beneden een groepje mensen op straat praten. Een vrouw vraagt of iemand nog wat van de familie op nummer 30 heeft gehoord. ‘Weggevoerd’, zegt een mannenstem. ‘Mooi zo’, is het antwoord. Iemand anders: ‘Opgeruimd staat netjes.’
Het is dinsdag 13 juli 1943. De ‘ik’ in dit fragment is de vader van Ivo Weyel, de familie van nummer 30 de zijne. De regels komen uit het dagboek dat vader Weyel bijhoudt tijdens zijn onderduik. Zoon Ivo vindt het dagboek zeventig jaar later, na de dood van zijn vader. Over het dagboek was nooit gesproken. Weyel leest en interpreteert en leert hem als een heel andere man kennen. Door zijn reflecties, observaties en emoties is Oorlogszoon uitgegroeid tot een nu eens hilarisch, dan weer aangrijpend dubbeldagboek.