Eind negentiende eeuw treft Bengler, een Zweedse avonturier en gesjeesde student, in een Afrikaanse handelspost een ondervoed Bosjesmannenjongetje aan. Bengler herkent zichzelf in het kind en besluit zich over hem te ontfermen. Hij noemt hem Daniël en neemt hem mee naar Zweden.
In het koude Noorden staat Daniël een leven als attractie te wachten. De mensen vergapen zich aan hem. Als Bengler halsoverkop Zweden moet verlaten, gaat Daniël bij een arm boerengezin in de kost. Zijn eenzaamheid groeit, hij verlangt terug naar Afrika. En dan neemt hij de benen, samen met de verstandelijk gehandicapte Sanna.