De blik van de eenogige man was ijzig. Hij had zijn rechterhand nog steeds op de tafel en niet op de holster van het pistool.
Rechts en links van hem zaten twee van zijn handlangers, met wie hij 's middags uit de postkoets was gestapt. Net als de eenogige man droegen ze donkere, ietwat versleten pakken. En revolvers. Gunslingers waren het, mannen die zich voor een paar dollar lieten inhuren door iedereen die bereid was voor hun diensten te betalen.
De eenogige man gooide zijn kaarten op tafel.
Hij spuugde het luidruchtig uit.
De vierde man in het spel verbleekte.
Het was Saul Jackson, een eenvoudige cowboy uit de buurt. Jackson vernauwde zijn ogen.
"Ik heb niet vals gespeeld!" beweerde hij.
"Ja, dat heb je wel!" protesteerde de eenogige man.
Zijn stem klonk als ijs.
Aan de bartafel van Eddie Cameron's saloon zat een andere man die samen met de eenogige man uit de postkoets was gestapt. Hij droeg een pak dat verschillende keren was opgelapt. Onder zijn jasje waren de grepen van zijn twee Colts naar voren gericht te zien. Hij had zijn geweer op de bartafel gelegd.