Mars’ hart bonkt in zijn keel. Hij kan niets doen, alleen wachten. Toch klemt hij zijn vingers iets steviger om zijn boog en pijlen, alsof hij met dat zelfgemaakte spul iets zou kunnen uitrichten tegen de getrainde soldaten van het Duitse leger.
Het is 1916, Europa is in oorlog. Een elektrisch hek van honderden kilometers lang maakt het oversteken van de grens tussen Nederland en België bijna onmogelijk.
Mars woont met Geert vlak bij die dodendraad, zoals het levensgevaarlijke hek al snel wordt genoemd. Geert is de leider van een groep smokkelaars die mensen en goederen over de grens brengt. Mars mag niet mee op die tochten, maar op een dag ziet hij zich gedwongen toch zelf de dodendraad over te gaan, het bezette België in.