De club uit Rustoord is, als je afgaat op het omslag, het ideale jongensboek: twee jongens vertellen elkaar verhalen, op de grond zittend in een keurig onderhouden mastbos. Een verhaal in een verhaal, een situatie dus die Willem Brakman op het lijf geschreven is. Zozeer, dat het middelste van de drie verhalen waar Jongensboek uit bestaat van de afgebeelde situatie uitgaat: de ene jongen vertelt aan de andere jongen het verhaal van zijn `Oom Henk want zo heet het verhaal. Met de beide andere verhalen, `Oom Izak en `Oom Anton is het niet alleen qua titel verwant; een gemeenschappelijk kenmerk is ook dat de ooms er een voornamelijk passieve rol in spelen. De werkelijke hoofdpersoon is steeds een jongen, die aan de oom een belangrijke of minder belangrijke bijrol toebedeelt. De eigen wetten van het verhaal, wetten van werking en samenhang, zijn daarbij van doorslaggevend belang. Wat is waarheid? vraagt Pilatus in `het grote jongensboek . In Brakmans Jongensboek is het in elk geval iets van weinig gewicht.