K. Schippers reist naar Turijn en Stampa om het licht en de ruimte te zien waarin De Chirico en Giacometti werkten. Hij heeft pas gevonden foto’s bij zich, uit de Amsterdamse fotografische ateliers van de negentiende eeuw. Op typisch schipperiaanse wijze komen de mensen op die foto’s tot leven. Z’n moeder wordt gefotografeerd en geschilderd door Breitner, en alsof ze nooit helemaal is weg geweest, gaat ze een rol spelen in zijn verhaal van nu.
Een speelsere werkelijkheid wordt nauwelijks geschreven.