Geschiedenisleraar Jacob Visser heeft een huis op een woonerf, een dochter die gaat trouwen en een vrouw die van hem is vervreemd. Wanneer hij tijdens een van zijn lessen iets ondoordachts zegt, komt zijn leven in een maalstroom terecht. Een groepje neonazi’s vat zijn uitspraken op als een oproep om tot actie over te gaan en benoemt hem tot hun leider. Terwijl de wereld om hem heen steeds vreemdere vormen aanneemt, ziet Visser zich geconfronteerd met pijnlijke herinneringen aan zijn gestorven kind en wordt hij nauwlettend in de gaten gehouden door een journalist die vroeger met hem bevriend was, maar nu vastbesloten is hem aan de schandpaal te nagelen.