Pim en Pom zijn twee poezenfiguren waarmee kinderen zich gemakkelijk kunnen vereenzelvigen. Ze dromen, fantaseren, spelen en gaan op ontdekkingstocht rond hun huis zoals ook kinderen dat doen wanneer ze hun naaste omgeving verkennen. De versjes van Mies Bouhuys zijn luchtig, ritmisch, en haar verhalen treffen door rake en gevatte woordkeus.
In 1966 werd haar de 'Prijs voor het kinderboek tot tien jaar' toegekend. De jury oordeelde onder meer: 'De verhalen in de bekroonde bundel bevestigen opnieuw het kunstenaarschap van een schrijfster, die veelzijdig, opvoedkundig en met oneindig veel fantasie het kind benadert in zijn eigen, kleine, bonte wereld. Mies Bouhuys' beeldend vermogen, haar meeslepende verteltrant en de gave tot identificatie met het kind, zijn niet alleen gebleken uit een groot aantal kinderverhalen en gedichten, maar ook uit de kinderprogramma's voor de televisie alsmede in de toneelstukken die zij schreef en vertaalde voor de jeugd.'