De twaalfjarige Simon de Ridder woont bij zijn grootouders in een dorp aan de rand van de Wolden, een bos dat grenst aan de heide en aan een schietterrein. Als hij thuis is, wordt een pakketje voor zijn grootvader bezorgd. Simon kan zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen. Het bevat een luchtdrukpistool en een blikje kogels. Zijn vriend Kris wordt per ongeluk geraakt door één daarvan.
Simon vlucht het bos in, doodsbenauwd dat hij de schuld zal krijgen. Rondzwervend door het bos komt hij tot de ontdekking dat hij niet wordt gezocht als vermiste, maar als een dier wordt opgejaagd. In vijf dagen verandert hij van een schooljongen in een wildeman, en het wordt steeds onduidelijker wie nu eigenlijk op wie jaagt.