‘Kleine man tegen grote wereld,’ constateert de jonge Peter Winnen als hij voor het eerst een renner op televisie ziet. Terstond raakte hij besmet met het wielervirus, waar hij godzijdank nog altijd niet van genezen is. Als geen ander schrijft Winnen over de wereld van de wielersport, waar banden meer dan eens stukslaan tussen steen en velg, kasseien de glibberige vijand kunnen zijn en het zand na een koers nog dagenlang achter de oogbollen vandaan kan komen.
In De dag dat ik in de berm ging zitten is hij op zijn best: licht nostalgische en soms ook ontroerende en geestige verhalen waarin hij veelal terugblikt op zijn jeugd en zijn ontluikende loopbaan als wielrenner.