Met grommende motoren rijden vrachtauto’s de straat in. Het dreigende geluid vult zijn kamertje en Eddy voelt de trillingen van de zware wagens in zijn bed. Het lijkt alsof de monsters regelrecht naar binnen rijden. Droomt hij dit? Is het een nachtmerrie? Piepende remmen, marcherende zware laarzen, het lawaai is nu overal en hij draait zich om tussen zijn bezwete lakens. Met zijn handen tegen zijn oren probeert hij zichzelf tegen de herrie te beschermen, maar het wordt harder en harder.
1944. Eddy weet: hij is nergens veilig. Gescheiden van zijn ouders moet hij onderduiken, steeds weer op een ander adres – achttien verschillende – en telkens bij andere mensen. Nooit hoort hij ergens bij, altijd vormt hij een gevaar voor anderen en doordat hij steeds moet hoesten, ook voor zichzelf. Lukt het om uit handen van de Duitsers te blijven? Als hij maar niet naar Westerbork hoeft…
Martine Letterie baseerde dit verhaal op de oorlogsherinneringen van politicus Ed van Thijn.