In de nacht dat Ronja wordt geboren splijt een bliksemschicht de roversburcht van haar vader in tweeën. De rovers blijven er gewoon wonen en Ronja groeit op in en om de burcht. Op een dag ontdekt ze dat de aartsvijand van haar vader, Borka, met zijn roversbende in het andere deel van de burcht getrokken is. Ze sluit vriendschap met zijn zoon Birk. Als hun vaders daar kwaad om zijn, lopen ze weg en gaan ze samen in een grot in het bos wonen. Daar hebben ze een heerlijke zomer, maar waar moeten ze in de winter wonen? Het wordt steeds kouder...