Een man op leeftijd woont alleen in een groot huis dat tot in elke kier getuigt van de tomeloze versierdrift van zijn overleden vrouw, zijn grote liefde. De dagelijkse beslommeringen vragen om een nieuwe routine, kleine taken worden avontuurlijke ondernemingen.
Als een buitenstaander becommentarieert hij zijn doen en laten, beziet zichzelf als een personage. En hoe buitenstaanders dat personage dan weer bezien.
Zijn geheugen lijkt hem herinneringen op te dringen, maar soms ook te onthouden. In hinkstapsprongen dient het verleden zich aan, zijn rijke, gevarieerde bestaan, het geluk van een lang en gelukkig huwelijk.
Met licht ironische toetsen beschrijft Berend Boudewijn het leven van een man wiens vrouw er niet meer is. En het leven mét haar, zoals dat is opgeslagen in zijn geheugen. Sober en soms amusant, en daardoor des te indringender.