Op zijn 25ste is Alexander Poesjkin een beroemd dichter als hij door de autoriteiten wordt verbannen naar zijn familielandgoed, ver buiten Sint-Petersburg. Hij ontmoet er zijn vroegere njanja, Arina Rodionovna. De oude kindermeid blijkt een wandelend folkloreboek. Ze vertelt de dichter alle sprookjes, liedjes en verhaaltjes die ze kent, en wordt daarmee de bron van Poesjkins sprookjes.