Op zoek naar de verloren tijd
Combray
Om bogen
'Combray', 'Een liefde van Swann' en 'Plaatsnamen, de naam' zijn de drie delen van het eerste boek van de zevendelige romancyclus 'Op zoek naar de verloren tijd (À la recherche du temps perdu) van de Franse schrijver Marcel Proust. Deze drie delen worden voorgelezen door toneel- en stemacteur Hans Croiset. De delen zijn elk afzonderlijk uitgegeven als luisterboek.
1 In 'Combray' haalt de alwetende verteller in een toestand van halve slaperigheid een stroom herinneringen op aan de zomervakanties die hij als jongen met zijn ouders doorbrengt in het huis van zijn grootmoeder in de Franse plaats Combray. 'Er is een tijd geweest waarop ik vroeg naar bed ging', zo luidt de beginregel. Wat volgt is een gefragmenteerd, half-associatief relaas, zonder centrale handeling, geschreven in een muzikaal ritme. Het is een getuigenis van een emotioneel bewustzijn, met een sterk gevoel voor de betrekkelijkheid van tijd en ruimte.
2 Het tweede deel 'Een liefde van Swann' is een roman in een roman en kan dan ook afzonderlijk beluisterd worden. Anders dan de andere delen van de cyclus, is het geschreven vanuit het perspectief van Charles Swann, die in Combray is geïntroduceerd. De voornaamste plaats van handeling is de salon van Madame Verdurin. Dat stelt Proust in de gelegenheid een keur van bijzondere personages te beschrijven, zoals de wereldvreemde dokter Cottard, de schilder Biche, de verlegen Sarriette, de snobistische graaf De Forceville en de geschiedenisleraar Brichot.
3 'Plaatsnamen, de naam' is het korte, afsluitende derde deel van het eerste boek van 'Op zoek naar de verloren tijd'. De verteller mijmert opnieuw over zijn kindertijd, over dromen en werkelijkheid, over landen en namen van plaatsen, die voor hem een poëtische kracht hebben. Hij verbeeldt zich verre reizen te maken. Treinen beschrijft hij als vorstelijke kroonjuwelen. In dit deel introduceert hij ook Gilberte, de door hem bewonderde dochter van Charles Swann, waarover hij in Combray al fantaseerde.
Wie aan heimwee denkt, denkt aan Marcel Proust.
Het schrijven van 'Op zoek naar de verloren tijd'
In 1909, hij is dan 38 jaar, trekt Marcel Proust zich terug op zijn appartement aan de Boulevard Hausmann in Parijs, om zich de rest van zijn leven te wijden, ja, op te offeren, aan wat zijn Grote Boek moet worden. Proust is hoogsensitief. Hij laat zijn kamer geheel dichtplakken met kurk om elk geluid van buiten te weren. Overdag slaapt hij of gaat hij uit, om 's nachts liggend in zijn bed te schrijven.
Vanaf 1913 wordt hij omgeven door de zorgen van zijn huishoudster Céleste Albaret, aan wie Proust veel ontleende voor een van zijn meest ontroerende personages, Françoise, de dienstbode van de ouders van 'Marcel'. In dat jaar verschijnt ook, op eigen kosten omdat geen uitgever er brood in ziet, het eerste deel van zijn roman. In 1927 komt postuum het zevende en laatste deel uit.
Voorgelezen door toneel- en stemacteur Hans Croiset.