Dit verhaal gaat over vluchtelingen die worden aangeduid met de term ‘gelukszoekers’, om een tegenstelling aan te geven met oorlogs- of politieke vluchtelingen. Heer Bommel verleent uit de goedheid van zijn hart onderdak aan een verkleumde vreemdeling, maar die blijkt een nogal grote familie te hebben, die hij over laat komen. We zien hoe Rommeldam op de komst van vreemdelingen reageert met een door angst ingegeven instinctieve vijandigheid. Wie hen onderdak verleent, is verdacht en plaatst zich buiten de gevestigde orde. Bediende Joost ziet zich dan ook genoodzaakt zijn ontslag aan te bieden. Heer Bommel toont de dilemma’s waarvoor iemand komt te staan die het goede tracht te doen.