In het voorjaar van 2003 ontmoet Mankell in Oeganda de lerares Christine, die aan aids lijdt, en haar dertienjarige dochter Aida. Onder indruk van het gesprek schrijft Henning Mankell over zijn eigen angst voor aids, over zijn woede over de enorme slachting die de ziekte onder de Afrikaanse bevolking aanricht en over de onverschilligheid van de rest van de wereld.