Stan woont tijdelijk bij zijn grootouders in een groot, mooi en vrijstaand huis.
Op een avond worden er tientallen tomaten tegen het raam aan gegooid. Stan schrikt zich rot. Vier onbekende jongens rennen lachend weg. 'Gewoon een kwajongensstreek,' wordt er gezegd. 'Waait wel weer over.' Toch gebeuren er meer vreemde dingen. Er liggen nare brieven op de deurmat, waarin staat dat zijn opa en oma moeten verhuizen. Maar waarom? En wie is die donkere gedaante met een wit snavelmasker, die 's nachts langs hun huis sluipt?
Het verhaal wordt al snel spannend, maar ook met veel humor.