In 1837 worden Kwasi en Kwame, twee Afrikaanse prinsjes, geschonken aan koning Willem I. De kinderen dienen als onderpand voor een illegale slavenhandel van de Nederlandse regering. In Delft worden de zwarte jongens als Hollanders opgevoed. Ver van hun ouders verleren zij hun taal en hun gebruiken. Als bezienswaardigheden geïntroduceerd aan het Haagse hof raken zij bevriend met Anna Paulowna’s dochter, prinses Sophie.
De vriendschap van de jongens lijdt onder hun noodlottige ontworteling. Terwijl Kwasi zich uit alle macht aanpast en een echte Nederlander wil worden, vecht Kwame om zijn Afrikaanse identiteit te behouden en op een dag terug te kunnen keren naar zijn volk. Jaren later, aan het begin van de twintigste eeuw, kijkt de bejaarde Prins Kwasi Boachi vanaf zijn Javaanse theeplantage terug op hun buitengewone levens. Pas dan ontdekt hij het complot waarmee de Nederlandse regering zijn Indische carrière heeft gedwarsboomd.
Arthur Japin heeft een op feiten gebaseerde historische roman geschreven, van buitengewone kracht en verbeelding. Zowel een briljante vertelling als een ontroerende beschrijving van hun zoektocht naar identiteit.