Voor de tweede maal doet Terpen Tijn, de meesterschilder, zich gelden. Ditmaal vindt hij met behulp van een wichelroede sterk vibrerend water in heer Bommels tuin. Zonder zich iets aan te trekken van heer Bommels protesten graaft hij een put in diens gazon, hierbij geholpen door de dichtende gebroeders Flambard. ‘Alle narigheid op deze suffe aardbol ontstaat doordat jullie trillingen te grof zijn!’ verklaart Terpen Tijn, en hij moedigt de Rommeldammers aan om hun vleeslichamen lichter te maken door uit de nieuwe bron te drinken. De gevolgen blijven niet uit: steeds meer Rommeldammers drinken van het water en verworden tot voltijds beoefenaars van de dichtkunst, waardoor de maatschappij ernstig in het ongerede raakt.