De excentrieke kunstenaar Alexander Kinloch bewoont een verbouwde schaapskooi in het woeste Schotse berglandschap. Dat hij uit een adellijke familie stamt interesseert hem niet; hij is tevreden met zijn vrijgezellenbestaan, zijn woning zonder elektra en zijn schilderwerk in opdracht. Als Al, zoals hij zichzelf tot ergernis van zijn moeder noemt, op een van zijn tweewekelijkse tochten naar de bewoonde wereld slecht nieuws over zijn stiefvader ontvangt, besluit hij naar Londen af te reizen om hem en zijn moeder bij te staan. Eenmaal terug bij zijn afgelegen woonhuis wordt hij verrast door een viertal wandelaars. Ze blijken slechte bedoelingen te hebben. Ze beulen hem gevieren af, storten hem voor dood in de diepte en halen zijn woning overhoop. Als Alexander bijkomt weerklinkt voortdurend één zinnetje in zijn oren: Waar is het? Hij strompelt terug naar zijn huis, ontdekt de ravage, ziet dat zijn jeep gestolen is en vertrekt. In de dagen erna maakt hij meer mee dan hij ooit had verwacht, in een wereld die hij nooit wilde kennen.