Naast de familie Sievez woont Henk Wielheesen, een jongen wie het spreken altijd moeilijk is afgegaan, en die bevriend is met zoon Ruben. Henk is nog jong als hij wordt overgeleverd aan de grillen van zijn stiefmoeder, en het is door toedoen van het buurgezin dat hij in veiligheid wordt gebracht. Als de stiefmoeder op gruwelijke wijze sterft, komt Henk werken in de kas van vader Sievez.
Jan Siebelink volgt Henks eenvoudige leven, dat zich voornamelijk op het erf van zijn huis afspeelt.
Met een zeker ongeloof keek hij naar zichzelf. Hij kon van de kade springen. Het snelstromende water zou hem snel bij de brug gebracht hebben, en dan algauw zeven kilometer noordelijker bij zijn eigen dorp. Daar zou hij aanspoelen. Zijn lijden was dan al opgehouden.