In de verte hoor ik een auto aankomen. Vlug stop ik de telefoon weg en haal het mes tevoorschijn.
De auto rijdt voorbij.
Ik leg het mes naast me neer en trek mijn handschoen weer aan. Dan buig en strek ik mijn vingers om te zorgen dat ze niet stijf worden. Het mes laat ik liggen, zo kan ik het meteen pakken als het nodig is. Nog twee keer schrik ik van het geluid van een auto, steeds is het loos alarm.
Dan is het raak.
Ik herken de auto. Het licht van de koplampen schijnt in mijn ogen en even ben ik bang dat hij me zal zien. Grind knerpt onder de banden als de auto voor de garagedeuren tot stilstand komt. Het portier gaat open, het lampje in de auto floept aan.
Hij is het. Groot, met een buikje. Het is hem echt. Ik zal niet per ongeluk de verkeerde neersteken.
Een scholier steekt een man neer. De politie probeert het motief van de dader te begrijpen, maar die vertelt een vreemd verhaal. Als de politie het natrekt, lijkt er niets van te kloppen. Dan wordt een klasgenoot van de dader aangevallen. Heeft de ene zaak met de andere te maken?