De problemen van bomen in de stad, de kansen voor bomen in het bos, hoe hoog en hoe dik en hoe oud bomen wel niet kunnen worden, hoe ze inspelen op de wisseling der seizoenen, de uitbundige bloei van zoete kers in de Limburgse heuvels, het harde bestaan van eikjes aan de Zeeuwse kust, wat mensen kunnen hebben met bomen (of hout) en wat bomen op hun beurt kunnen hebben met paddestoelen (of mos), wat beuken nou eigenlijk anders doen dan eiken, hoe pienter bomen reageren op uitwendige prikkels (zonder beslissingen te nemen), en waarom je beter niet onder een es kunt gaan staan bij onweer.
Kortom, dit boek behandelt alle vragen die u altijd al over bomen had willen stellen, maar u wist niet aan wie.
Koos van Zomeren (1946) heeft die zeldzame gave om fenomenen uit de natuur pakkend te beschrijven, zonder afbreuk te doen aan hun complexiteit. In 2002 werd hem voor zijn werk door het Prins Bernhard Cultuurfonds de Prijs voor Natuurbehoud toegekend.