Het meest opvallende aan de poëzie van Ramsey Nasr is de gedrevenheid waarmee ze geschreven is, en de veelzijdigheid van het talent dat er uit spreekt. Hij is een dichter die kan verleiden, maar die ook van het ene op het andere moment bruusk en bot kan zijn. Dan blijken onder de glans van de melancholie vileine krassen en barsten schuil te gaan.
De '27 gedichten' zijn een daad van bevestiging; niet over hoe het er nu met de poëzie voorstaat, maar hoe het er voor zou mogen staan. In het lange, epische gedicht 'Geen lied' dwaalt een jongeman door de onderwereld, op zoek naar zijn eerste liefde. Hij vindt haar terug maar verliest haar voor een tweede - en een derde keer.