Op een koude novemberavond wordt commissario Brunetti opgeroepen bij een lijk dat gevonden is in een van de kanalen van Venetië. Het blijkt te gaan om een illegale immigrant uit Sri Lanka, en algauw wordt duidelijk dat de man op het terrein van een palazzo woonde. Brunetti vindt tussen de achtergebleven eigendommen van de man boeken over het boeddhisme, de Tamiltijgers en Italiaanse terroristen uit de jaren tachtig.
Deze vondst voert Brunetti terug naar zijn studententijd, een periode van verloren idealen, jeugdige misstappen en van Italiaanse politieke problemen, en hij ziet in hoe de fouten van toen een weerslag in het heden hebben.