In De Wet van Spengler vertelt Frederik het verhaal van de vijf Spengler-broers, die hun vroege jeugd in armoede doorbrengen in een vijandig rooms provinciestadje ver van alles en iedereen. Tot het moment dat zij door hun moeder op de trein worden gezet en naar het landgoed van hun grootouders reizen, een ongekend Xanadu. Ze komen terecht in de verdwijnende wereld van ouderwetse grootindustriëlen. De schilderlerares van grootvader geeft in een waas van laudanum negus - warm en zonder suiker - haar montere kijk op de zaken: "Zoals de ene familie nu eenmaal stouter is dan de andere, zo is de ene familie ook veerkrachtiger dan de andere..."
Die veerkracht blijkt jaren later - ze hebben zich inmiddels over de wereld verspreid, Frederik heeft zich in Roemenië gevestigd - wanneer de oudste Spengler-broer ernstig ziek blijkt en de vijf broers weer moeten zijn wat ze eigenlijk het liefste zijn: strijdbroeders.
De Wet van Spengler is de excentrieke familiegeschiedenis van de Spengler-broers, maar bovenal is het een monument voor de oudste van hen.