Het Zuid-Limburgse dorp waar de elfjarige Tuur woont, is bezet door de Duitsers. Tuur en zijn buurmeisje Maartje vinden dit in het begin wel spannend. Maar langzaam maar zeker komen de kinderen erachter dat de bezetters tot de ergste dingen in staat zijn.
De volwassenen proberen zoveel mogelijk voor hen geheim te houden: de Engelse piloot die op zolder verborgen zit, wie de Duitsers helpen (zoals hun eigen meester) en wie in het verzet zitten. Op een dag vertelt Maartje aan Tuur dat zij zelf ook een groot en gevaarlijk geheim heeft.