Tessel gaat in de vakantie liever naar de boerderij waar Marjan met haar hond Kairo woont, dan op wintersport. Totdat er 's avonds ineens een grote jongen voor haar raam staat. Wat wil hij van haar?
De dag erop is Kario verdwenen. Zijn riem zit nog aan de boom. Tessel is boos; ze weet zeker dat die enge jongen er iets mee te maken heeft. Maar ze is ook bang.
Plotseling duikt Bloem op. Zij kent het bos en weet hoe je sporen moet volgen. Tessel is blij dat ze hulp krijgt. Maar wil Bloem haar niet té graag helpen?