In Wijvenheide vindt Vlaanderens sierlijkste dichter zichzelf opnieuw uit. Zijn thematiek mag dan bekend zijn, de uitwerking is wederom volstrekt origineel. Steeds weer komt de mens die in al zijn lamentabele vleselijkheid bedreigd wordt door een almaar wreedaardiger wereld centraal te staan in Gruwez poëzie, die gedrenkt is in een idioom dat uitbundig maar ook ondergangszwanger geurt naar gordijnen van purperfluweel.