De uitvreter
Om bogen
Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit eenwonderlijker kerel gekend dan den uitvreter.
Dat is het beroemde begin van Nescio’s novelle De uitvreter, over Japi, ‘die je sigaren oprookte, en van je tabak stopte en je steenkolen verstookte en je kasten nakeek en geld van je leende en je schoenen opdroeg en een jas van je aantrok als-i in den regen naar huis moest.’ Japi werd onlangs gekozen tot dé Literaire Held van de Nederlandse literatuur.
Het verhaal gaat over een wonderlijke man - Japi genaamd - die van andermans geld leeft, pakken koopt die hij nooit betaalt, en zich oefent in 'versterven'. Later heeft Japi een baan, maar hij kan niet aarden in de burgermaatschappij - een bij Nescio regelmatig terugkerend thema - en tenslotte stapt hij van de spoorbrug over de Waal bij Nijmegen. Zijn reis naar Friesland is altijd onopgehelderd gebleven.
Het verhaal wordt in zeven korte hoofdstukken verteld vanuit het perspectief van de schrijver die in het verhaal 'Koekebakker' heet. Hij heeft de hoofdpersoon leren kennen via een vriend, de schilder Bavink die ook in Nescio's verhaal Titaantjes voorkomt. Het taalgebruik in De uitvreter is, voor die tijd, sober en ongekunsteld.