Na haar 26e verjaardag te hebben gevierd in Californië in 1976, belandt Dana plots op onverklaarbare wijze op een plantage in Maryland. Het is 1815. Omdat ze Zwart is, wordt Dana er als een tot slaaf gemaakte vrouw beschouwd.
In Maryland ontmoet ze Rufus voor het eerst: hij ligt in het water en als Dana niet ingrijpt, zal hij verdrinken. Ze redt zijn leven en dat zal keer op keer gebeuren. Geen van beiden begrijpt Rufus’ macht om haar op te roepen als hij in gevaar is, noch de betekenis van de banden die hen binden. Hoe vaker Dana hem redt, hoe meer ze zich ervan bewust is dat haar eigen leven misschien voorbij zal zijn, voordat het zelfs nog maar is begonnen.
Dit is het buitengewone verhaal van twee mensen; verbonden door bloed, gescheiden door zoveel meer dan de tijd.