Het is bijna kerstvakantie en Bea Versluis is moe. Moe van haar werk in het onderwijs en moe van haar man. Als een aangetrouwde neef uit Groningen haar vraagt of ze de kerstdagen bij hem en zijn familie komt doorbrengen, aarzelt Bea geen moment. Hoewel ze tot dan toe amper contact met hen heeft gehad, pakt ze haar koffers en vertrekt ze zonder echtgenoot richting het hoge noorden.
Onderweg naar de herenboerderij van de neef strandt ze echter met haar auto in een dichte sneeuwstorm. Als de neef haar daarna oppikt, zal ze zonder eigen vervoer de rest van de vakantie in het huis van de onbekende familie moeten doorbrengen. Een huis dat niet alleen ver van de bewoonde wereld ligt, maar ook geheimen herbergt.
Ingesneeuwd en geïsoleerd stuit Bea op een verschrikkelijk familiegeheim dat niet voor haar bestemd is. Dan merkt ze dat haar sprookjesachtige droom van een fijne kerst in een warme familiekring uit elkaar dreigt te spatten. Niet alleen wordt haar de welverdiende rust ontnomen, maar begint het langdurige slaapgebrek ook bezit van haar te nemen. Wat is nog werkelijkheid en wat is droom?