De Groningse boerendochter Thomaske trouwt met de knappe, maar onbetrouwbare knecht Job. Als hij zich ontpopt tot alcoholist, kan Thomaske niets anders doen dan van hem scheiden. Met spijt denkt ze terug aan Mans, een analfabeet die minder handig was in zijn liefdesverklaringen, maar die het goed met haar meende. Mans, die ver weg was gaan wonen, keert echter terug en hij blijkt een man met een groot hart én mensenkennis.