Ibbeltje is een doodgewoon meisje. Niet altijd even schoon, niet altijd even kalm, en soms een beetje stout. Ze woont met haar vader en moeder en de katten Rosencrantz en Guildenstern in een slaperig stadje. Eén ding is niet zo gewoon: haar moeder is vroeger een kat geweest. Ze spint als geen ander, verstaat kats en is als de dood voor honden. Om de haverklap vliegt ze de boom in en durft er niet meer uit:
Moeder, kom ’s uit de iep,
moeder, kom ’s uit de takken,
toe dan, kom ’s uit de iep,
je moet de vis gaan bakken.
Moeder, morgen heb je griep,
dat heb je zó te pakken!
Moeder, kom ’s uit de iep.
Samen met haar ouders beleeft Ibbeltje de spannendste avonturen, waarbij ze geholpen worden door alle poezen uit de buurt.