Bij toeval - ze rent achter haar honden aan - ontdekt de Engelse koningin een bibliobus die geparkeerd staat bij de keuken van Windsor Castle. Ze voelt zich verplicht een boek te lenen en alhoewel ze van plan is het de week erna ongelezen terug te brengen, begint ze te lezen. En ze zal niet meer ophouden. Het leesvirus heeft zich van haar meester gemaakt.
De koningin maakt kennis met proust, Sylvia Plath en Alice Munro; schiet -faux pas- tijdens een staatstbanket de Franse president aan over Jean Genet; en vindt in haar eigen bibliotheek (veelal gesigneerde) werken van thackeray, Dickens, Hardy en Georde Elliot.
Maar het lezen maakt de koningin tot een ander mens, tot een koningin die niet gewenst is.
De ongewone lezer is geestig en schrijnend. Alan Bennett schreef een schitterende satire op de cultuur van ontlezing, maar tegelijkertijd ook een ode aan de literatuur.